Kiekjes van KoCo: Een inkomen voor 65 Rotterdammers en een gevlucht gezin

Het moet een drukte van jewelste geweest zijn in de Rotterdamse Voorhaven. In de jaren dertig werden hier flessen jenever gevuld, hekken gesmeed, boten gebouwd en stoeltjes getimmerd. Ook vonden arbeiders en weeskinderen aan de haven een thuis. Het was een bonte mix van geluiden en geuren. Op een dag werd te midden van deze drukte een foto gemaakt van de gevel van de KoCo speelgoed-fabriek, met voor de ingang directeur Alfred Herz (1898 – 1994).1 De foto zit in een album met luxe lederen omslag. Het is terecht gekomen in de Verenigde Staten. Achter de foto’s schuilt het verhaal van een bedrijf dat werk verschafte in de moeilijke jaren dertig en waar prachtig houten speelgoed werd gemaakt, maar ook het verhaal van een gezin op de vlucht.

Het fabriekspand van KoCo speelgoed aan de Rotterdamse Voorhaven
Het fabrieksgebouw aan de Voorhaven 115-121

Nederlands speelgoed

Het speelgoed werd verhandeld onder de naam KoCo, waar die afkorting voor staat is niet bekend. Maar op de gevel van de fabriek stond over de volle breedte niet KoCo, maar Hollandsche Speelgoed Industrie geschreven. Dat was de officiële naam van de fabriek.2 Dit was écht Nederlands spul, was de boodschap. Maar wie waren er verantwoordelijk voor dat speelgoed?

Ten eerste waren dat de veertien Joodse koopmannen die in 1933 besloten tot oprichting van de fabriek. Het ging hen voor de wind. Zo bezaten ze succesvolle bedrijven die zich bezighielden met de handel in textiel en fruit. Aron Brandel (1879 – 1936) stak het meeste geld in het bedrijf. Hij was een van de belangrijkste ondernemers in Rotterdam. Een andere investeerder was Leo Meyer (1879 – 1966), directeur-generaal van warenhuis De Bijenkorf.3 Het is dan ook niet gek dat het KoCo-goed verkocht werd bij De Bijenkorf.4

Ten tweede was dat Alfred Herz. In 1933 werd hij tot directeur benoemd. Toen was hij nog maar heel kort in Nederland. Het gezin Herz was namelijk na een antisemitische aanval uit Duitsland gevlucht. Het gebeurde in 1933 in hun woonplaats Wiesbaden, waar de nazi’s reeds de baas waren. Herz had de mogelijkheid om te vluchten en wachtte dus niet af. Hij kwam met zijn gezin naar Rotterdam, ging wonen op de Frank van Borselenstraat en kreeg van de ondernemers de leiding over de productie van het houten KoCo speelgoed.5

Ten slotte was er het personeel. In de zagerij sjouwden zij met grote stapels hout, in de grote hal stonden ze aan de vele werkbanken en in de verfspuiterij werkten ze onder de vernuftige afzuiginstallatie. Op deze plek verdienden 65 mensen, mannen en vrouwen, hun brood met het maken van al het speelgoed. En na het werk voetbalden zij in bedrijfselftal KoCo tegen andere Rotterdamse bedrijven.6

Drie mannen in de verfspuiterij van KoCo speelgoed aan de Voorhaven in Rotterdam
De verfspuiterij met afzuiginstallatie en een droogrek

Als het proces van hout tot speelgoed doorlopen was, kwam er een merk op de producten. Het bestond uit een leeuwtje voor de Nederlandse driekleur. KoCo droeg ook op deze manier uit dat haar speelgoed van eigen bodem was. Een journalist van Het Vrije Volk schreef in 1935 over de fabriek: “Duits [speelgoed] is heus niet meer nodig”.7 Dat is een opmerkelijke uitspraak als we de levensloop van Herz in herinnering brengen. Maar de opmerking is gezien het toenmalige economische klimaat niet vreemd. Het was crisis en landen probeerden hun eigen markten te beschermen. Het kopen van het eigen product werd gepromoot. Dat gold ook voor speelgoed, dat toen vooral uit Duitsland kwam. Het was een strategie om het KoCo speelgoed als Nederlands in de markt te zetten.

Het speelgoed van KoCo

Het fotoboek van de nazaten van Herz biedt een interessant inkijkje in het assortiment van de fabriek. Naast foto’s van het gebouw en het personeel bevinden zich in het fotoboek namelijk ook tientallen foto’s van het KoCo-goed. Misschien kunnen we van het aantal foto’s en de omvang van de foto’s afleiden dat men op het ene stuk speelgoed trotser was dan op het andere. De modellen, vormen en details laten in ieder geval duidelijk zien dat speelgoedfabrikanten in de jaren dertig naar elkaars producten keken.

Een supersnelle dieseltrein

Eén object krijgt wel erg veel aandacht in het album, dat is de KoCo dieseltrein. Deze zilverkleurige trein weerspiegelt de introductie van het stroomlijnmaterieel op het Nederlandse spoor. De zogenaamde Materieel ’34 treinen waren een geheel nieuwe verschijning. Door zijn gestroomlijnde vorm, de zilvergrijze kleur en de felle rode strepen zag hij er veel sneller uit dat zijn voorgangers, en dat was hij ook. Ze zoefden vanaf 1934 tussen de grote steden.

De dieseltrein van Koco speelgoed met de originele doos
De KoCo dieseltrein (model 866) met originele doos en gemerkt met een los merk aan een touwtje
De dieseltrein op het spoor bij Oosterbeek
Een Materieel ’34 trein bij Oosterbeek. Foto: Utrechts Archief

Op een van de foto’s staan een groot aantal dieseltreinen, alsof ze in een spoorwegdepot naast elkaar opgesteld staan. Een vrouw bekijkt een van de treinen, maar het is niet duidelijk of zij een medewerkster van KoCo, of een potentiële koper is. De treinen staan op een tafel met het opschrift Hollandsche Speelgoed Industrie. Misschien was er wel een toonkamer in het fabrieksgebouw.

Een vrouw met een speelgoedtrein in de KoCo speelgoedfabriek
Een vrouw bestudeert de KoCo dieseltrein

De Materieel ’34 trein werd ook in speelgoedvorm gemaakt door de beroemde fabrikant ado uit Bilthoven. Maar wie het als eerste deed weten we niet, en dat zullen we waarschijnlijk ook nooit weten.

Felgekleurde vrachtwagens

KoCo vervaardigde ook veel verschillende vrachtwagens. Ze zijn vaak gelakt in het aantrekkelijke en herkenbare kleurenschema dat ook door De Stijl kunstenaars werd toegepast. Het gaat om de primaire kleuren: een rode cabine, gele oplegger en blauwe wielen bijvoorbeeld. Vaak doen de verhoudingen van de wagens een beetje lomp aan, met een relatief kleine motorkap, vreemde uitstekende onderdelen en ook wat kleine wieltjes.

Ook bij de vrachtwagens is er een grote gelijkenis met het assortiment van ado. Dat zit hem niet alleen in vormen en details, zoals het gebruik van de primaire kleuren, maar ook een specifieke vrachtwagen kwam in beide assortimenten voor. Het gaat om een fel rode bezorgdienst met een contrasterend groen dekzeiltje om de lading droog te houden. Op het stukje doek staat een opschrift: de wagen van ado heet IJldienst, de wagen van KoCo, Expresse. Naast de verhoudingen is dit het enige verschil tussen de wagens.

KoCo Expresse

Drie vrouwen aan het werk met de KoCo Expresse
Drie vrouwen assembleren houten vrachtwagens

ado IJldienst

936: IJldienst-auto
Het vergelijkbare exemplaar van de producent ado. Foto: collectie Jaap Goslings

Bekend spul in een nieuw jasje

De Hollandsche Speelgoed Industrie maakte ook veel andere soorten houten speelgoed. Naast de treinen, auto’s en garages waren dat bijvoorbeeld winkeltjes, paardjes en boten. Deze soorten speelgoed waren indertijd gewild en elke fabrikant pikte een graantje mee. Toch gaf de ontwerper van KoCo wel aan alles een eigen draai. Zo kregen toonbankjes mooie afgeronde vormen en kruidenlades, compleet met handgreepjes en opschriften op metalen plaatjes. Daarnaast vallen ook de indrukwekkende marineschepen met mooie afgeronde vormen op. Het sluit aan bij het Duitse oorlogsspeelgoed dat in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog in de winkels kwam te liggen.

Een nieuw leven in de V.S.

Iets verder in het fotoboek is een bijzondere foto ingeplakt. Op deze grote foto zien we een groep mensen in het gebouw aan de Voorhaven. Sommigen poseren met houten kruiwagentjes, sommigen kijken blij, anderen nors of verbaasd. Boven de groep hangt de Stars and Stripes. Dit is het moment dat de familie Herz afscheid nam van het personeel, van het Rotterdamse speelgoedavontuur en van hun tijdelijke toevluchtsoord. Kort daarna, op woensdag 3 maart 1937, stapte het gezin namelijk aan boord van een schip in het Franse Le Havre. Zeven dagen later kwamen ze aan in de Verenigde Staten. Er kwam geen andere directeur, en de fabriek werd geliquideerd. De familie zag het onheil wederom op tijd aankomen.

Het voltallige personeel van de Hollandsche Speelgoed Industrie bij het afscheid van de familie Herz

Het gezin ging in New York wonen, waar Herz heeft geprobeerd om verder te gaan in het speelgoed. Zo patenteerde hij in 1939 een behendigheidsspelletje.8 Het bestond uit een handvat met een clownsgezicht en een ring aan een touwtje. Het doel is om de ring over de overdreven grote neus van de clown te gooien. Helaas was het Amerikaanse speelgoedavontuur geen lang leven beschoren en zocht Herz een ander bestaan. Van KoCo rest niets meer dan het fotoboek in de Verenigde Staten, en de autootjes, winkeltjes en treintjes die onder een dikke laag stof op Nederlandse zolders liggen.

Voetnoten

  1. “Hinderwet,” Rotterdamsch Nieuwsblad, 30 september 1933, 9.
  2. Er was rond 1916 ook een andere fabriek met dezelfde naam. De twee fabrieken zijn niet verwant aan elkaar. Nationaal Archief, Ministerie van Justitie: Centraal Archief Vennootschappen [toegangsnummer 2.09.46], Hollandsche Speelgoed Industrie [inventarisnummer 17773]. “Kunst- en letternieuws,” Het Vaderland, 9 mei 1916, 2.
  3. Nationaal Archief, Vennootschappen [2.09.46], Hollandsche Speelgoed Industrie [49645].
  4. Een aantal items staan in de Sinterklaascatalogi van De Bijenkorf. Stadsarchief Amsterdam, Inventaris van het Archief van de Koninklijke Bijenkorf Beheer N.V. en rechtsvoorgangers [toegangsnummer 929], 1915, 1927-1938 en 1945. Sinterklaas [inventarisnummer 1843].
  5. Stadsarchief Rotterdam, Archief van de Gemeentesecretarie Rotterdam, afdeling Bevolking [494-03], Gezinskaartenregister over de periode 1910-± 1940 [851-187], 1615-1616.
  6. “25 Jaar padvindersvereniging,” Rotterdamsch Nieuwsblad, 24 april 1936, 9.
  7. “Ook houten speelgoed wordt in Holland gemaakt,” Het Volk, 30 november 1935, 7.
  8. Alfred Herz, Ontwerp voor een stuk speelgoed, Verenigde Staten patent 117,399, ingediend 16 maart 1939, toegewezen 31 oktboer 1939.

3 reacties op “Kiekjes van KoCo: Een inkomen voor 65 Rotterdammers en een gevlucht gezin”

Boeiend verhaal.Jammer dat ik het verhaal niet kan plaatsen op mijn geschiedenispagina. De pagina heet Eigenwijze-educatie Rotterdam

[…] In een bedrijfspand aan Voorhaven 115-121, naast de Tomp & Rueb Azijnfabriek, was tussen 1933 en 1937 de Hollandsche Speelgoed Industrie gevestigd, die de merknaam KoCo voerde. Het bedrijf was gesticht door enkele, vanwege het opkomend fascisme uit Duitsland gevluchte, Joodse kooplieden. Meer over deze Delfshavense speelgoedfabriek is te lezen op de website adospeelgoed.com/koco-speelgoed-rotterdam […]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *